Vogelreis op maat naar Georgië in het voorjaar!
De vogelreis op maat naar Georgië was opnieuw een schot in de roos. De beleving was onvergetelijk. De couleur locale, de ongerepte landschappen, de gastvrijheid, het vleugje rock ’n roll en de prachtige waarnemingen van fauna en flora. Deelnemer Arthur schreef een reisverslag.
“Een reis naar Georgië stond al lange tijd op de verlanglijst bij mijn vogelende vader Wim en bij mezelf (Arthur Geilvoet). Met name in de Kaukasus zitten een aantal vogelsoorten om van te watertanden. Door het programma ‘In de ban van de Condor’ werd Georgië ineens een hippe bestemming en daarom was het niet gek dat ook mijn ‘half-vogelende’ -maar fanatiek fotograferende- broer Stefan en neef Martin ook mee wilden op deze expeditie. Zodoende werd het dus een echte familieaangelegenheid. We lieten STARLING een programma speciaal voor ons opstellen. Met zes volle dagen kozen we voor de Kaukasus in combinatie met de oostelijke steppes. Helaas paste Batumi niet in ons programma, maar dan hebben we ook meteen een goede reden om nog eens terug te keren naar Georgië om de befaamde roofvogeltrek aldaar te aanschouwen.”
28 – 30 april: Stepantsminda (Kazbegi), Hoge Kaukasus
Met flink wat vertraging in zowel Amsterdam als Istanbul, komen we ruim na middernacht aan in ons guest house in Tbilisi, de hippe hoofdstad van Georgië. Na een veel te korte nacht staat onze STARLING-gids Brecht De Meulenaer al te trappelen om met ons naar Stepantsminda (Kazbegi) te rijden. Onderweg worden de eerste algemene soorten gezien, waaronder de lokale ondersoort van de gaai die er echt heel anders uitziet dan bij ons met zijn witte gezicht en zwarte kopkap. Het echte vogelgeweld begint bij het monument nabij de Jvari pass. Bellen roofvogels komen op ooghoogte langs, voornamelijk steppebuizerds en wespendieven. Een nog niet volwassen steppearend is een mooie krent. Op deze plek zien we ook het eerste clubje roodvoorhoofdkanaries, enkele beflijsters (van de lokale ondersoort met opvallend veel wit in de vleugels) en de eerste rotskruiper. Gedurende onze drie dagen in de bergen zien we deze soort opvallend vaak met zeker vijf verschillende vogels waaronder een heel fotogeniek exemplaar. Een absoluut hoogtepunt van deze trip.
Helaas speelt het weer ons een beetje parten in Stepantsminda. Het zicht in de hoger gelegen delen is zeer beperkt door laaghangende bewolking. Met name voor het zien van het Kaukasisch berghoen en het Kaukasisch korhoen is dat problematisch. Daarom dus eerst op zoek naar drie andere specialiteiten van dit gebied: de witkruinroodstaart, de grote roodmus en de Kaukasische tjiftjaf. De witkruinroodstaart hebben we vrij snel gevonden in een soort duindoornstruweel vlakbij ons onderkomen. In het dal hebben we uiteindelijk verschillende waarnemingen, met name van prachtige mannetjes. Ook de Kaukasische tjiftjaf zit in een dergelijk habitat. De grote roodmus kost wat meer moeite en daarvoor moeten we ook een stuk de berghelling opklauteren. Maar we worden beloond met een mooie groep van maar liefst vijftig stuks. Met de telescoop zijn de steenrode mannetjes prachtig te zien. Nabij het kerkje van Gergeti hebben we geluk als het heel even open trekt en Brecht binnen de minuut ineens een vrouwtje Kaukasisch korhoen ontdekt.
In het sombere, regenachtige weer gedurende de eerste twee dagen worden we goed vermaakt met allerlei verschillende soorten. Hoogtepunten zijn typische bergsoorten als de lammergier, enkele waterspreeuwen (ook in het dorp), groene fitis, vale gieren, steenarend, Alpenkauw, Alpenkraai, grijze gors, zwarte roodstaart (van de ondersoort ochruros) en heel veel waterpiepers (ssp coutelli). Dat we middenin de trektijd zitten, merken we aan soorten als de tapuit, paapje, ortolaan, nachtegaal, kleine vliegenvanger, koekoek, roodkeelpieper en kortteenleeuwerik.
Onze laatste ochtend is spannend, want als het niet opklaart, kunnen we het Kaukasisch berghoen vergeten. Gelukkig zijn de weergoden ons goed gezind en staan we al vroeg de berghellingen af te turen aan de oostzijde van Stepantsminda. En opnieuw komen de uiterst scherpe ogen van Brecht goed van pas, want in een mum van tijd heeft hij een Kaukasisch berghoen in beeld. We doen verschillende waarnemingen van dit hoen: roepend, vliegend en rennend, maar altijd ver weg. Ook vinden we hier op de lager gelegen hellingen twee mannetjes Kaukasisch korhoen. Een leuke waarneming is die van een stelletje Oost-Kaukasische toers, een bedreigde steenboksoort. Als we Stepantsminda weer verlaten gaan we nog op zoek naar enkele missende bergsoorten. Vlakbij de Jvari pass is het weer raak als we kort na elkaar een groepje Turkse fraters, een mooi mannetje sneeuwvink en twee Kaukasische strandleeuweriken vinden.
30 april – 4 mei: de oostelijke steppes en heuvels van Georgië
Vanaf Stepantsminda rijden we via Tbilisi naar het zuiden. Bij het Jandari meer wordt de soortenlijst flink aangevuld met soorten als de Armeense meeuw, dunbekmeeuw, witvleugelstern, dwergaalscholver, ijsvogel, zwarte ibis en ralreiger. In de omliggende omgeving zien we onze eerste bijeneters, scharrelaars en hoppen. De uitgestrekte steppes zitten stampvol vogels en het is echt wennen hoe algemeen soorten als de zwartkopgors, de kuifleeuwerik, de kalanderleeuwerik, de izabeltapuit en de grauwe gors zijn.
Bij het klooster van David Gareji is het goed toeven. In het klooster zelf broeden de rotsklever, de blauwe rotslijster en de rotsmus. De wandeling naar de top levert de volgende soorten op: twee keizerarenden, aasgieren, vale gieren, een mannetje steppekiekendief, Aziatische steenpatrijs, groene fitis, Aziatische roodborsttapuit, oostelijke orpheusgrasmus, oostelijke blonde tapuit en bonte tapuit. Vlakbij ons onderkomen in Dedoplitskaro worden we vermaakt door enkele dwergooruilen. Ze zitten midden in het dorp langs een drukke weg. Uiteindelijk laat een vogel zich prachtig zien.
De volgende dag staat Chachuna met zijn Dali Reservoir op het programma. Opnieuw zijn de graslanden enorm vogelrijk. We zien de eerste groepjes Spaanse mussen en in elke struik wisselen de klauwiersoorten elkaar af: de grauwe klauwier, de roodkopklauwier en de kleine klapekster zijn algemeen. Een erg aangename verrassing is een kwartelkoning waar we tijdens ons ontbijt plotseling tegenaan lopen. De vogel sluipt van ons weg door het gras, maar steekt nog mooi zijn kopje boven het gras uit om ons te begluren. De eerste van de in totaal zeven keizerarenden van vandaag dient zich aan en we zien nu naast vale gieren ook enkele monniksgieren. Bij het Dali Reservoir horen we verscheidene zwarte frankolijnen, maar ze weten allemaal onzichtbaar te blijven. Leuk zijn de waarnemingen van de ménétries zwartkop, de sperwergrasmus, de buidelmees en de kleine kortteenleeuwerik.
We sluiten af in het prachtige Vashlovani. De soortenrijkdom en samen stelling van de soorten is ongeveer gelijk aan die van de eerdere dagen. Maar we komen hier ook een beetje met een speciale missie, want we willen erg graag een echte wilde fazant zien. Black Mountain is the place to be, maar het lukt niet om zelfs deze hoenderachtige te horen. Gelukkig is er genoeg vermaak met soorten als de dwergarend, de velduil, de wielewaal, de Alpengierzwaluw en een mooie gemengde groep gele kwikstaarten (de Balkan-, de Russische, de noordse en twee prachtige knalgele Kaspische). Letterlijk in de laatste minuten is het geluk aan onze zijde. Als we het gebied verlaten, stapt er ineens een prachtig mooi mannetje fazant op de weg. De vogel is schuw en verdwijnt langzaam in de vegetatie, maar hij laat het nog wel toe dat er een fotootje van hem gemaakt wordt. Het is opvallend hoe anders de vogel is dan de bij ons geïntroduceerde fazanten. Deze vogel mist bijvoorbeeld de witte halsring en lijkt een slagje kleiner. Een erg aangename afsluiter.
We kijken terug op zes fantastische dagen in Georgië. In deze relatief korte tijd zagen we 170 soorten. Niet alleen is de soortenrijkdom erg groot, veel soorten zijn ook in grote aantallen aanwezig. Dat in combinatie met de adembenemende landschappen en de rust in dit land, maakt Georgië een topbestemming. Onze kundige gids Brecht heeft ook zeer zeker bijgedragen aan het plezier gedurende de reis.
Ondergetekenden: Martin Soeteman, Wim Geilvoet, Stefan Geilvoet en Arthur Geilvoet