Sneeuwluipaard en Europese lynx in India 2015: de beste kattencombinatie ooit!
Op zoek gaan naar het sneeuwluipaard in India en hem nog zien ook, het is maar weinig organisaties gegeven. Met een succesratio van 100% zijn onze trips heel succesvol te noemen. We doen er zelfs een schepje bovenop en scoren de Europese lynx op de koop toe. Lees hier het verslag van onze sneeuwluipaard-trip in augustus-september 2015, geschreven door een van de deelnemers, Jörg Hamann.
Na acht uur vliegen arriveerden we ‘s nachts in Delhi, ruim op tijd om onze aansluitende ochtendvlucht naar Leh te halen. Na een grondige veiligheidscontrole waren we vertrokken voor een spectaculaire vlucht naar Leh. Het uitzicht op de met sneeuw bedekte Himalaya-toppen was een beeld dat we niet snel zullen vergeten.
In Leh werden we verwelkomd door onze lokale gids Jigmet die ons naar het Lotus hotel bracht. Na een eerste, lekkere lunch vertrokken we met twee busjes in westelijke richting, het dal van de Indus volgend. Het doel van deze eerste excursie was de urial – een soort bergschaap met een beperkt verspreidingsgebied – dat zich al bij de tweede stop liet zien. De eerste soort was binnen.
Twaalf dieren op een helling gaven ons alle tijd ze te observeren en fotograferen. Bij de volgende stop scoorden we zelfs nog beter. Maar liefst 28Â urials, waaronder lammeren en een ram, lieten zich hier zien. Een mooi begin van onze reis . En dat alles bij zomerse temperaturen.
De volgende ochtend begonnen we de dag met het verkennen van Leh en omgeving. Doelsoort van vandaag: de ibissnavel, een steltlopersoort die alleen rond bergrivieren in de Himalaya voorkomt. Opnieuw verlieten we Leh, langs het dal van de Indus, maar nu in zuidoostelijke richting. De eerste soorten die ons pad kruisten waren de witte- en de citroenkwikstaart, de bergtjiftjaf, de hop en de juveniele reuzenzwartkopmeeuw. Toen we na enkele stops nog steeds geen Ibissnavel hadden gevonden, liet Maarten zich niet uit zijn lood slaan en besloot hijom de lunch nog even te laten wachten. Achter de zomerresidentie van de Dalai Lama wist hij nog een vierde locatie die mogelijk geschikt zou zijn. BINGO. Bij aankomst noteerden we de eerste ibissnavel die zich op zijn gemak liet bekijken.
Na de lunch bezochten we het klooster van Thiksey. Na een hele resem trappen bereikten we tenslotte het dak van het kloostercomplex, waar we beloond werden met een magnifiek uitzicht over het Indusdal. In de wandelgangen troffen we talrijke muurschilderingen aan. Het was even slikken toen we er zelfs een sneeuwluipaard tussen vonden, een voorteken?
In de namiddag bereikten we opnieuw het hotel en besloten we de markt van Leh te verkennen. De gedroogde abrikozen waren zeker voor herhaling vatbaar.
’s Anderendaags namen we onze spullen en reden Leh uit langs grandioze vergezichten van het Rumbakdal. Na een uur bereikten we het punt waar lastdieren de bagage overnamen. Drie nogal kleine ezels werden uitgerust met al ons materiaal, wat hen aardig leek te lukken. De dieren lieten ons snel achter zich, terwijl we hijgend door het dal naar boven liepen. De eerste adrenalinekick van de dag liet onze vermoeidheid echter snel verdwijnen wanneer we een overhangende rots vonden waar sneeuwluipaarden tegenaan hebben gesproeid. Ernaast zelfs verse sporen. Vanaf dit moment waren we officieel in sneeuwluipaardenterritorium.
Na een rustige wandeling van een drietal uur bereikten we het kamp nabij het dorpje Rumbak, gelegen op zo’n 3900 meter hoogte. Onze woon-, kook- en eettenten stonden reeds opgesteld. Het leven van de mensen rond het kamp is een echte uitdaging. De schoonheid en eenvoud staan recht tegenover de harde weersomstandigheden die deze mensen moeten trotseren. Naast het kamp scoorden we de eerste bergsoorten als de roodmus, roodvoorhoofdkanaries, rots- en klifduiven en enkele Alpenkraaien.
Aan het einde van de middag leerden we met telescopen de bergkammen afspeuren. Het sneeuwluipaard zou zich hier vaak langs verplaatsen. We vonden al snel de eerste blauwe schapen, een van de favoriete voedselbronnen van het luipaard, en het gejodel van het Himalayaberghoenen resulteert in de eerste waarnemingen van de soort.
De volgende dag hervatten we reeds vroeg in de morgen het scannen. De blauwe schapen leken echter ontspannen en tonen zo aan dat een sneeuwluipaard niet meteen in de buurt was. Na het ontbijt zochten we in het tegenoverliggende dal naar sporen, die we echter niet vonden. Twee Himalayagieren bleken alleszins wel een nieuwe soort voor de reis te zijn.
’s Avonds scanden we opnieuw vanuit ons basecamp, maar zonder succes. De eerste tekenen van hoogteziekte begonnen toe te slaan, wanneer een van de deelnemers zich wat vreemd begon te voelen en ik met hoofdpijn en weinig eetlust te maken kreeg. En dat terwijl onze kok zich enorm had voorbereid om een feestmaal voor te schotelen. We besloten vroeg naar bed te gaan om ons de volgende dag beter te kunnen focussen. De nachtelijke sterrenhemel bleek spectaculair.
De topgids was ‘s nachts aangekomen in het basecamp en zou ons vanaf vandaag vergezellen. We begonnen de dag met opnieuw een ochtendsessie scannen. Drie lammergieren en een steenarend zorgden voor vertier door hun uitgebreide zweefkunsten te tonen. We besloten om nog een bezoek te brengen aan de vallei van gisteren, maar zonder al te veel noemenswaardigheden. Later op de middag deden we nog een poging op de uitkijkpost naast het kamp. Een bergwezel was een aangename aanvulling voor onze soortenlijst. Het wachten duurde en duurde.
’s Anderendaags besloten we om de grote berghelling vlak naast ons kamp te beklimmen. Dit in de hoop op een beter uitzicht. We bleken inderdaad een veel beter uitzicht over Rumbak te hebben, wat na vijftien minuten al resulteerde in een Euraziatische lynx. We genoten enorm terwijl het dier zich een weg baande tussen struiken en rotsblokken op de helling. Er heerste een uitgelaten en euforische sfeer in de groep. We hadden echter geen tijd om deze waarneming te laten bezinken, want Angdus zag iets bewegen op de helling.
Terwijl de rest nog op zoek was naar de exacte locatie, die op zeker anderhalve kilometer afstand van onze post gelegen was, werd Angdus steeds zekerder dat het een sneeuwluipaard was. Eindelijk vonden we de juiste locatie en zagen ook wij het dier voor het eerst. De lichte borst en het donkere hoofd vielen op, maar doordat het dier steeds neerlag was er van een absolute zekerheid nog geen sprake. We bleven gebiologeerd kijken. Er kon immers ieder moment iets gebeuren.
Ontbijt en lunch werden naar ons toe gebracht door het keukenteam. Pas enkele uren later liep het dier een paar meter verder om vervolgens opnieuw afwisselend te gaan liggen en te zitten. We hadden een goed zicht op de lange staart. Het sneeuwluipaard was binnen. Later besloot het dier in een erosiekuil langzaam naar beneden te wandelen. De dagbesteding van het dier bleek dus niet bepaald spraakmakend, maar we hadden hem gelukkig allemaal gezien.
’s Avonds werden we verrast met een echte ‘sneeuwluipaardtaart’ – we werden gefeliciteerd met onze waarnemingen door ons ondersteunend team. Na deze geweldige dag, met maar liefst twee uiterst moeilijke katachtigen in the pocket, was het tijd om te gaan slapen.
De volgende morgen beklommen we opnieuw de berg, maar naast een familie Himalayaberghoenen troffen we niets bijzonders aan. In het kamp werd intussen de douchetent opgesteld, waarvan we dankbaar gebruik konden maken. De berg naast het kamp was ondertussen ons vaste uitkijkpunt geworden. Het was een flink stuk klimmen maar het overzicht over de omgeving viel niet te overtreffen. De rest van de dag werd er niet al te veel meer gezien door ons. Natuurlijk was de inspanning ook wat minder na ons succes van de dag ervoor.
We werden de eerstvolgende dag gewekt door het zachtjes tikken van regen op onze tenten. Bovenop de bergen bleek een dunne laag sneeuw te liggen. Deze keer was het Jigmet die als eerste alarm sloeg. Na wat korte bewegingen werd duidelijk dat de waargenomen jager opnieuw een lynx betrof. Voor Jigmet pas de vierde waarneming en nog maar de tweede in het Hemis National Park. Rondom de lynx zaten Tibetaanse hazen, Himalayamarmotten en Himalayaberghoenen die zich van geen kwaad bewust waren. In de hoop op wat actie wachtten we een tijdje af, maar zonder succes.
Pas nadat we het dorp richting Stok La verlieten en een gebied met kort, stekelig struikgewas bereikten barstte het vogelleven los. We vonden roodborstheggenmussen, reuzenroodmussen, enkele Himalayaboszangers en een vermeende royle’s pika. Stuk voor stuk allemaal prachtige soorten. De terugweg leidde ons door het dorp Rumbak waar een tiental families van akkerbouw en toerisme leven. Bijna elke familie bood een home stay aan en al snel werden we voor een kop thee naar binnen gevraagd. Wij zagen nog maar een enkele landbouwmachine, verder wordt alles nog gedaan met dieren, of handmatig. De aanleg van de nieuwe hoofdweg zal het leven in dit dorp ongetwijfeld snel en grondig veranderen. Of de katten rond Rumbak hieraan zullen kunnen wennen is maar de vraag.
Na een ochtendsessie zonder al te noemenswaardige waarnemingen vertrokken we naar Yurutse, dat tweehonderd meter hoger gelegen is dan ons kamp. Hier zouden we een nacht logeren bij de lokale mensen. Ontelbaar veel roodmussen en roodvoorhoofdkanaries bleken aanwezig in de omgeving rond de boerderij.
’s Avonds vatten we post op een steile helling boven de boerderij. Maarten sloeg opnieuw toe met ditmaal de waarneming van een Tibetaanse wolf die hij in de verte wist te ontdekken. De wolf liet zich prima zien en completeerde onze lijst met bijzondere zoogdieren. In de home stay konden we achteraf weeral genieten van een uitmuntende maaltijd.
De ochtend verliep kalm met een meewerkende bergwezel als voornaamste waarneming. Ons doel voor vandaag was echter de Kandala-pas, gelegen op 4900 meter hoogte. De weg naar de pas was makkelijk begaanbaar maar de hoogte zorgde voor een uitputtingsslag. Om de vijftig stappen moeten we even pauzeren om naar lucht te happen. Bijna boven werden we reeds beloond met prachtige waarnemingen van een lammergier, een Himalayagier, meerdere families Tibetaanse patrijzen, Tibetaanse hazen en Himalayamarmotten.
Tijdens het laatste stukje klimmen bleek een strakke tegenwind op te steken, die de Tibetaanse wimpeltjes op de pashoogte hevig heen en weer liet wapperen. Uiteindelijk kwamen we aan op het hoogste punt en bleek het uitzicht in alle richtingen letterlijk en figuurlijk adembenemend. Zelfs hier kwamen Gurmat en Thinlass onze lunch aandragen. Zij deden er drie uur over om van ons kamp in Rumbak naar de bergpas te stappen. Onze tocht naar beneden was gemakkelijker, maar duurde wat langer, gezien we na een korte pauze in Yurutse terug liepen naar ons kamp bij Rumbak.
Vandaag namen we afscheid van ons kamp in Rumbak. Na het ontbijt liepen we rustig naar beneden, nog steeds op zoek naar de zwarte waterspreeuwen. Deze lieten zich niet zien, maar we ontdekten wel enkele Chinese fluitlijsters. Eenmaal bij de weg aangekomen, wachtten de auto’s ons op die ons zouden terugbrengen naar Leh. Eenmaal daar liepen we opnieuw door de marktstraatjes, waarna we vanuit een dakterras (Il Forno) zagen wij hoe de nacht zich meester maakte van Leh.
De volgende dag vertrokken we al vroeg naar het Tsokarmeer. We stopten diverse keren op zoek naar bijzondere vogels en zagen eindelijk witkruinroodstaarten en grote – of reuzenroodmussen. In Rumtse kregen we een dansvoorstelling te zien van de school. (Groot-)ouders, de plaatselijke lama en een legerdelegatie waren aanwezig. Muziek en kostuums bleken prachtig, en zelfs een lammergier bracht een bezoekje.
Vlak achter Rumtse begint de weg die met een lengte van 24 kilometer omhoog slingert naar de Taglanglapas, met 5200 meter de op een na hoogste ter wereld. De uitzichten waren spectaculair, de lucht ijl. Minpunten waren het volledige gebrek aan roetfilters bij Indiase vrachtwagens en het feit dat Nepalese en andere gastarbeiders onder erbarmelijke omstandigheden deze pas moesten onderhouden. Zoals iedereen stopten wij op de pas voor het uitzicht. Daarna was het nog een uurtje tot ons kamp aan het Tsokarmeer. Enigszins moe arriveerden we daar na een rit van tien uur met vele interessante stops en onvergetelijke indrukken van het Himalayalandschap.
Na een koude nacht reden we ’s ochtends naar het dal waar een klein bergstroompje het Tsokarmeer voorziet van water. Onderweg veel Tibetaanse ezels, zo’n twintig argalischapen en een rode vos. In het dal troffen we veel vogels aan, waaronder de holengaai en de Tibetaanse sneeuwvink. Ook hier opnieuw enkele argali’s, een rode vos en de hier voorkomende Ladakh pika. Gyaltson ontdekte twee Tibetaanse wolven die langs het dal de bergen op liepen en zich prachtig lieten zien.
Na het ontbijt trokken we opnieuw naar het kleine meer. We vingen een eerste glimp op van een paar zwarthalskraanvogels in de verte en zagen honderden watervogels, waaronder de Indische gans, de casarca en een koppel sakervalken. Langs de oever liepen we een stuk terug richting kamp, doorheen de zoutsteppe.
’s Middags keerden we terug naar deze plek, nu met beter licht, maar ook met wind. We zagen opnieuw de zwarthalskraanvogels en de sakervalk. Maarten kon de aanwezige piepers als wijnborstpiepers identificeren.
’s Anderendaags bestond de ochtendexcursie uit een wandeling vanuit ons kamp richting het grote Tsokarmeer. Het zoutgehalte ligt hier veel hoger dan in het kleine meer en het aantal vogels is daardoor beperkt. Het opgedroogde zout aan het oever leek op sneeuw en creëerde een onwerkelijke, winterse indruk. Langs de waterlijn liepen diverse steltlopers, waaronder een terekruiter en steltkluten. Casarca’s en Indische ganzen verbraken de stilte met hun luide roep.
Na het ontbijt namen we afscheid van het Tsokarmeer en begonnen aan de terugweg naar Leh, onderbroken door meerdere stops. ’s Avonds gingen we met alle mannen, waaronder scanners Gyaltson, Angdus en Changchuk, het keukenteam Urgan, Gurmat en Thinlass en de chauffeurs, eten in het Apple Tree Restaurant in Leh. Wij namen afscheid van het team dat onze kennismaking met Ladakh en zijn overweldigende natuur mogelijk maakte.
De ochtendvlucht bracht ons naar Delhi met weeral prachtige uitzichten op de toppen van de Himalaya. In Delhi werden we opgewacht door twee gidsen van Asian Wildlife. Zij brachten ons naar het hotel vlakbij de luchthaven. Na twee weken Ladakh voelde Delhi heet en klef. Wij bekeken Lodi Garden, baanden ons door het drukke verkeer en bezochten het Okhla Bird Sanctuary. Na het bekijken van de India Gate aten we een laatste keer samen en namen we daarna onze terugvluchten richting België en Nederland.